De asielzoekers zijn terug op de straten van Parijs

De asielzoekers zijn terug op de straten van Parijs

Lees het origineel, met foto's, hier.

De asielzoekers zijn terug op de straten van Parijs. Niet meer op de inmiddels met hekken afgezette boulevards rond metrostation Stalingrad waar ze tot november verbleven, maar bij het noordelijk gelegen metrostation Porte de la Chapelle. Terwijl in Nederland een kabinet in de knop wordt gebroken over het asielvraagstuk, lijkt niemand in politiek Frankrijk het probleem te willen zien. De situatie dreigt uit de hand te lopen.

“Nee, u mag m’n naam niet. Ik heb hier geen naam. Ik kom uit Soedan en hier ben ik niemand, u ziet hoe ik leef.” De spreker ligt op straat tegen een muurtje dat hem beschut tegen de ziedende hitte. Op het muurtje is in fluoriderende letters ‘I just human’ gekalkt. Even verderop staat ‘Where is my diginity?’. Hij leeft in de openlucht bij Porte de la Chapelle, in het uiterste noorden van Parijs. Hier eindigt de stad: de grens tussen Parijs en de banlieue wordt gemarkeerd door grijze boulevards en een wirwar aan viaducten waarlangs de asielzoekers leven. Dit is een plek waar je beter weg kunt blijven als je er niks te zoeken hebt.

 

De 600 tot 800 mensen die hier op straat leven zoeken asiel. Het officiële opvangcentrum dat plaats biedt aan 10.000 mensen bevindt zich om de hoek. Alleen zit dat centrum tjokvol. Deze opvang is in november met veel bombarie geopend. Ze bood eindelijk onderdak aan de duizenden die vooral rond het metrostation Stalingrad in provisorische kampen leefden.

De situatie was schrijnend: geen hygiëne, geweld, en algehele uitzichtloosheid dreigden de buurt te ontwrichten. Net op tijd voor de winter werden deze kampen ontruimd en haar inwoners herverdeeld over Frankrijk. Met het wegtrekken van de winter maken weer meer asielzoekers de oversteek naar Europa. Met de komst van de zomer zijn de asielzoekers weer terug op straat.

Volgens Le Monde gaat de behandeling van aanvragen te langzaam: minder dan 1000 plaatsen komen er per maand vrij, terwijl er 50 tot 100 mensen per dag toestromen. De met pepperspray bewapende politie probeert elke ochtend de opening van het centrum in goede banen te leiden. Ook mensen die al papieren hebben blijven rond het asielzoekerscentrum hangen: de overheid zorgt na goedkeuring van de aanvraag niet voor opvang en biedt geen verdere hulp. In Parijs zijn het buurtbewoners en associaties als Utopia56 en Thé et Café pour les réfugiés die te hulp komen met eten, hygiënische benodigdheden, en een vriendelijk woord.

Passief

De staat kijkt passief toe terwijl de situatie volgens de politie van de 18e arrondissement al in jaren niet zo slecht is geweest. In Calais, waar de asielzoekers ook weer terug zijn, treden de autoriteiten zelfs repressief op. Zo is het uitdelen van water en eten aan vluchtelingen verboden.

In Parijs wordt er geen hulp meer geboden aan minderjarige asielzoekers zonder toezicht. Rond Porte de la Chapelle is de politie zichtbaar en onzichtbaar aanwezig en wordt elke tent meteen afgepakt. De politie wil zo voorkomen dat hier structuren ontstaan die kunnen uitgroeien tot een werkelijk kamp. Af en toe wordt de straat schoongeveegd, maar dit heeft geen blijvend effect. Een slaapzak is zo weer neergelegd.

President Macron heeft zich over het asielvraagstuk tijdens de campagne op de oppervlakte gehouden. Europarlementariër Alain Lamassoure (Les Républicains) wijt dit aan de wens van Macron om aan Europese budgetafspraken te voldoen. Er is simpelweg geen geld voor een solide beleid op dit gebied. Hij deed de belofte dat asielaanvragen sneller behandeld zouden worden (binnen 6 maanden). Toch lijkt hij net als de leiding van Parijs geen visie te hebben om de mensen die al op straat leven uitzicht te bieden dat hun situatie wordt opgelost.

Onmenselijke omstandigheden

De asielzoekers leven in mensonwaardige omstandigheden. M’n naamloze gesprekspartner spreekt me toe in het Engels: “Afghanen. Veel Afghanen. Syriërs. Eritreeërs. Sudanezen. Somaliërs. Malinezen. Iedereen woont hier. En het zijn er honderden”. Elke nationaliteit lijkt zijn eigen plekje te hebben, op enkele gemeenschappelijke plekken na: een provisorische wasbak met stromend water, een achterafstraatje bezaaid met menselijke ontlasting en een eindeloze hoeveelheid lege waterflessen voor de reiniging achteraf.

Hier en daar zie je mannen zich tussen het drukke verkeer in scheren of wassen. De uitdrukking ‘een uur in de wind stinken’, krijgt hier een letterlijke betekenis. Recent hebben ngo’s als Artsen Zonder Grenzen en Emmaüs een schurft-epidemie vastgesteld.

Bij gebrek aan hulp worden mensen inventief. De behoefte aan contact en hygiëne is sterk.  Twee Afghaanse jongens zitten in een bushokje. Alle bushokjes in de buurt zijn bezet: niet omdat het er zo prettig zitten is maar omdat ze een usb-aansluiting bevatten die, met een beetje vandalisme, gebruikt kan worden voor het opladen van de telefoon. “Zijn jullie allang in Parijs?” vraag ik in het Engels. “Yes”. “Hoe lang al?” “Yes. Yes”. “Wat zijn de vooruitzichten?” “Yes. Thank you”.

De meesten zijn niet zo spraakzaam als deze jongens en hangen in depressieve toestand op straat. Hier en daar is er onderling geweld maar het merendeel van de vluchtelingen wacht lamlendig, elke ochtend weer, op een plekje in het echte opvangcentrum. In de hoop dat daarna alles beter zal zijn, maar ook zij weten dat deze hoop waarschijnlijk nergens op gebaseerd is.